Suikerziekte (diabetes mellitus) is een aandoening waarbij het lichaam de bloedsuikerspiegel niet meer kan regelen. Wanneer het glucose (=suiker) stijgt in het bloed, zal normaal gesproken de alvleesklier insuline afgeven aan het bloed. Dit insuline zorgt ervoor dat glucose in de lichaamscellen wordt opgenomen. Zo kunnen de lichaamscellen de glucose gebruiken als brandstof.
Katten met suikerziekte hebben te weinig insuline. Suiker zit dus wel in het bloed, maar kan van daaruit de cellen niet in. De cellen hebben dus energie tekort en zijn “hongerig”. Doordat de cellen een hongersignaal afgeven, gaat het lichaam de vetreserves verbranden om zo toch aan energie te komen. Katten met suikerziekte zullen dus veel eten en toch afvallen. De nieren zijn niet in staat alle suiker in het bloed vast te houden, dus zullen katten met suikerziekte ook suiker in de urine hebben.
Dieren met suikerziekte hebben een verhoogde bloedsuikerspiegel. Katten kunnen echter door stress ook hoog glucose in het bloed hebben. Het is daarom noodzakelijk om ook fructosamine te testen. Deze concentratie is niet onderhevig aan andere factoren, dan alleen suikerziekte.
Suikerziekte kan worden behandeld door 2 x daags insuline te spuiten. Daarbij kan speciale voeding gegeven worden die de regulering van de bloedsuikerspiegel ondersteunt.
Er zal gezocht moeten worden naar de effectieve dosis. Vooral in het begin (de “afstelperiode”) vraagt dat veel toewijding. Met regelmaat moet de bloedglucosewaarde gemeten worden. Het is eventueel mogelijk om dit thuis te meten. Vooral bij katten kan dat wenselijk zijn gezien de invloed van stress op de bloedsuiker. Op deze manier bouwen we de insulinegift langzaam op naar de juiste dosis. Maar ook daarna blijft het belangrijk dat u uw kat op vaste tijdstippen voert en prikt en regelmatig controleert.
